Het realiseren van de transitie op weg naar emissieloos bouwen is gebaat bij een groep koplopers die elkaar snel weten te vinden en over de grenzen van de eigen sector heen kunnen en willen kijken. Vanuit het besef dat projecten ook kunnen mislukken en oog hebben voor de kansen en de bedreigingen van de transitie. Daar is de aanpak dan ook op gericht.
Niet alleen het aanbod in kaart brengen maar ook vraag creëren is van groot belang. Door collectief vanuit de gehele sector duidelijk te maken wat het vervangingspotentieel is, ontstaat commercieel (ontwikkel)perspectief voor leveranciers en kan met andere partijen (ook overheden) gesproken worden over belemmeringen die de transitie in de weg staan.
Als organisaties in het begin van een transitie alleen te werk gaan, kan dit leiden tot snelheid en onderscheidend vermogen op de korte termijn. Maar dit gaat niet leiden tot de gewenste schaalvoordelen waardoor productie kan worden opgestart, een (distributie)netwerk kan worden aangelegd of prijzen gaan dalen. Op termijn levert dit niet de gewenste systeemvoordelen en standaardisatie op. Het is juist niet de bedoeling om zowel (om maar een historisch voorbeeld te gebruiken) een video 2000 en een VHS systeem te ontwikkelen.
Door collectief middels ENI een aanpak te ontwikkelen voorzien partijen er in dat goedkoop leergeld wordt betaald door een intense manier van samenwerken. Kennis wordt snel ontwikkeld en gedeeld en juist dat gezamenlijke leren levert veel voordelen op. Delen van knowhow en gebruikerservaringen zijn hier een belangrijk onderdeel van.