Waar staat Bredenoord op dit moment in de energietransitie en wat kunnen zij voor ENI leden betekenen? Je leest er alles over in deze nieuwe editie van 'leden aan het woord' met Zef Jansen en Toon Bruining.
Stel jezelf en jullie bedrijf voor.
Wie zijn jullie en voor welk bedrijf werk je?
Toon: Ik ben Toon Bruining, CEO en Chief Commercial Officer bij Bredenoord.
Wij verhuren, verkopen en onderhouden energiesystemen. Wij zijn voornamelijk actief in Nederland, Duitsland, Denemarken en Oostenrijk en zijn een ‘one stop shop-service provider’ voor de stroomvoorziening.
Daarnaast voeren we ook grote internationale projecten uit. We zijn actief in veel marktsegmenten, waarvan de bouwsector een van de grootste is.
Bredenoord heeft een eigen R&D-afdeling waardoor wij ook zeer sterk zijn in innovatie. Emissiearme en emissieloze oplossingen in de vorm van batterijen en alternatieve brandstoffen zijn de belangrijkste ontwikkelpijlers binnen Bredenoord, waar ook Zef Jansen mee te maken heeft.
Zef: Ik ben Zef Jansen. Ik ben commercieel verantwoordelijk voor de afdeling ‘projecten’ binnen Bredenoord. Dat gaat om maatwerktrajecten, maar ook risicovolle projecten: de projecten waar projectmanagement bij komt kijken.
Sinds wanneer zijn jullie lid van ENI en waarom zijn jullie lid geworden?
We zijn al lid vanaf het begin. Wij zien ENI als een belangrijke facilitator in de stap naar emissiereductie. Door samenwerking en kennisuitwisseling in de gehele keten over de energiebehoeftes en energieverzorging kunnen we samen sneller stappen zetten.
Waar staan jullie op dit moment qua emissieloos bouwen? Hoeveel geïnvesteerd t.o.v. conventioneel? Wat is de trend of prognose?
Zef: Er komt behoorlijk wat op ons af. De elektrificatie van werktuigen bijvoorbeeld. We zitten in een transitie naar emissieloos, maar dat is nu vaak nog niet mogelijk op grotere schaal. Daarom ontwikkelen wij ook proposities voor het emissiearm laden van geëlektrificeerd materieel. Denk daarbij aan batterijsystemen met een slimme koppeling met het net of biogasaggregaten.
Aanvulling Toon: Bredenoord werkt al lang aan emissieloze oplossingen. In 2008 hebben we het eerste waterstofaggregaat ontwikkeld. Circa tien geleden hebben we de eerste batterijsystemen op de markt gebracht en nu hebben we een vloot aan batteryboxen. We zijn op dat vlak een koploper en hebben mede daardoor enorm veel kennis en ervaring in huis. De ontwikkelingen gaan snel en daarom werken we samen met kennisinstituten en leveranciers om pilots op te starten. Daarmee komen we steeds een stapje dichter bij een emissieloze bouwplaats.
Zef: Ervaringen met pilots in de praktijk zijn de beste leerschool. En daarbij is er niet één pad in de energietransitie. Wij investeren in verschillende oplossingen.
Wat verwachten jullie van de toekomst? Welke oplossingen zien jullie zitten?
Zef: De vraag naar elektriciteit in de bouw zal toenemen en het elektriciteitsnet kan niet geheel aan die vraag voldoen. Lokaal is er dus ook stroomopwekking nodig. Daarbij is energiedichtheid een belangrijke factor. Fossiele brandstoffen hebben een zeer hoge energiedichtheid maar deze gaat gepaard met uitstoot. Bij andere oplossingen zoeken we ook naar een hoge energiedichtheid, zoals methanol of biogas, ook omdat het gewoon groen in de keten is.
Hebben jullie een mooi project wat jullie graag verder willen uitlichten?
Zef: Een mooi project waar we op dit moment mee bezig zijn, is GoWa (Gorinchem/Waardenburg). Daarbij hebben we samen met (onder andere) een lid van ENI gewerkt, namelijk Heijmans. Het ging om een funderingsmachine, voor het intrillen van damwanden. We hebben de stroomvoorziening kunnen verduurzamen door met batterijen en biogas te werken.
Het mooie van dit project was dat er veel stakeholders bij betrokken waren. En het is een goed voorbeeld van de manier waarop de zojuist genoemde facetten in de praktijk toegepast worden in het emissiearm maken.
Wat heeft ENI tot nu toe voor jullie kunnen betekenen?
ENI heeft ons inzicht gegeven in de behoeften van de gehele keten. De kennis die is gedeeld, willen wij gebruiken om energieoplossingen nog energiearmer en zelfs emissieloos te maken. Verder hebben we door ENI kennisgemaakt met interessante partijen die we voorheen nog niet goed kenden.
Zef: ENI heeft ook een mooi publiek. Van opdrachtgever tot uitvoerder tot een leverancier zoals wij, zitten daar bij elkaar aan tafel. Dat is een kracht. Bij ENI ben je vanuit ieders belang oplossingen met elkaar aan het bedenken. Het is een verfrissende invalshoek.
Waar lopen jullie nog tegenaan als het om emissieloos bouwen gaat? Hebben jullie nog tips waar we mee aan de slag kunnen gaan de komende tijd?
Toon: Een van de uitdagingen waar we mee te maken hebben, is het gebrek aan standaarden omtrent regelgeving, lokale interpretatie van de omgevingswet, gemeenten, maar ook standaarden met betrekking tot de apparatuur. Meer uniformiteit zou dus welkom zijn. Verder zijn we erg enthousiast over het streven naar emissieloos, maar we moeten niet onderschatten dat toewerken naar volledig emissieloos, wat nu nog niet altijd haalbaar is, in de praktijk vaak voorafgaat aan een tussenstap van emissiearm, waar veel in te behalen valt.
We willen de ambitie van emissieloos dus niet verzwakken, maar wel vragen om een vorm van realiteitszin. Daarnaast kan emissieloos bijvoorbeeld worden gerealiseerd met batterijen die aan het net gekoppeld zijn. Dan moet de infrastructuur echter wel toereikend zijn.
Dat is een van de goede zaken van ENI: dat ze zijn aangesloten op de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL).
Bredenoord heeft samen met andere ENI leden een advies uitgewerkt over standaarden bij de connectiviteit van energieinstallaties op de bouwplaats.
Wat kunnen jullie voor andere ENI-leden betekenen?
Zef: We zijn een kennispartner geworden. Dus ik denk dat onze kracht daarin ligt. We doen veel in de praktijk en dat kunnen we inzetten om samen te versnellen. We lossen een hele hoop kleine problemen op, die we in de praktijk tegenkomen. Volgens mij kunnen we daarin veel betekenen.
Toon: We worden steeds meer betrokken bij de tenders. We denken graag mee met de ENI-leden over hoe zij het verschil kunnen maken, op emissiearm of emissieloos gebied. We zoeken daarnaast graag de samenwerking op om de standaarden voor elkaar te krijgen en om opdrachtgevers op de hoogte te stellen van wat er nu al mogelijk is.
Het is 2026... Waar staan we als Nederland m.b.t. emissieloos bouwen?
Zef (met een knipoog): Dan zijn we ENI kwijt, als het goed is.
Toon: Ik vraag me af of ENI dan niet meer bestaat. Ik denk namelijk dat er nog wel een ‘reality-check’ komt met betrekking tot de kosten en haalbaarheid.
Ik denk dat er rond die tijd vanuit Europees perspectief meer bekend wordt over de uniformiteit van regelgeving en dat er tussen de EU-landen ook meer kennis uitgewisseld wordt. Daarnaast denk ik dat tegen die tijd het kaf van het koren is gescheiden voor wat betreft de vele initiatieven.
Aanvulling Zef: Ik verwacht dat de regelgeving strenger wordt opgelegd tegen die tijd, waardoor je op bepaalde plekken helemaal niet meer uit de voeten kan met conventionele oplossingen. En dan zal de opdrachtgever ook anders in de wedstrijd moeten zitten om projecten uit te voeren. En dat gaat ons ook helpen om die slag te maken.
Aanvulling Toon: Ik denk ook dat er tegen die tijd meer gehandhaafd zal worden met behulp van metingen. Tot slot: ik hoop dat alle bottlenecks bij de ENI-leden (en Bouwend Nederland) nu weggenomen zijn. Want de vraag is: hoeveel gaan we bouwen in de toekomst? Hopelijk heel veel. Maar dan moet er nog wel een aantal drempels weggenomen worden, met betrekking tot stikstof en dergelijke.